Tags & Description
Celdeling
Uit een moedercel ontstaan twee identieke dochtercellen.
Ongeslachtelijke voortplanting
Door celdeling ontstaan nakomelingen die genetisch identiek zijn aan de ouder.
Weefselkweek
Stukjes weefsel van een gezonde, goed groeiende plant worden op een geschikte voedingsbodem met groeistoffen gebracht.
Kloon
Een organisme dat door ongeslachtelijke voortplanting uit 1 organisme is ontstaan.
Klonen
Het kweken van klonen.
Celcyclus
Het proces van de deling en groei van een cel.
Interfase
De periode tussen twee celdelingen.
S-fase
In deze fase wordt een kopie gemaakt van het DNA
Mitose
De kerndeling tijdens de celdeling.
Profase
De chromosomen in de celkern zijn verdubbeld
Metafase
De chromatiden gaan in het midden van de cel liggen
Anafase
Er ontstaan draden vanuit twee kanten van de cel, die de chromatiden uit elkaar trekken.
Telofase
Om de chromosomen ontstaat een nieuw kernmembraan. De cel snoert zich tussen beide kernen in.
Geslachtelijke voortplanting
De versmelting van twee cellen.
Levenscyclus
De stadia die een individu doorloopt vanaf bevruchting tot volwassenheid.
Geslachtscellen
De eicellen en zaadcellen
Lichaamscellen
Overige cellen die niet tot de geslachtscellen behoren.
Bevruchting
De fusie van twee geslachtscellen.
Haploïde cellen
Elke geslachtscel bevat een volledige set chromosomen.
Zygote
Bevruchte eicel.
Diploïde cellen
Elke geslachtscel bevat twee volledige sets chromosomen.
Meiose
Reductiedeling: het proces waarbij het aantal chromosomen van een cel wordt gereduceerd.
Vruchtbeginsel
Hierin bevinden zich een of meer zaadbeginsels.
Zaadbeginsel
Onderdeel van een vruchtbeginsel dat een eicel bevat.
Zaad
Bestaat uit een kiem en een voorraad voedsel.
Kiem
De embryo van een nieuw plantje.
Zelfbestuiving
Stuifmeel komt terecht op de stempel van dezelfde plant.
Kruisbestuiving
Stuifmeel komt terecht op de stempel van een andere plant van dezelfde soort.
Plantenverdeling
Het kruisen van geselecteerde gewassen om nakomelingen met de gewenste eigenschappen te verkrijgen.
Follikel
Een blaasje met daarin een eicel.
Ovulatie
De eicel verlaat de eierstokken nadat de follikel is uitgebarst.
Hormoonklieren
Geven de stoffen af aan het bloed.
Hormonen
Stofjes in ons lichaam die onze lichaamscellen opdrachten geven.
Geslachtshormonen
Regelen de verschillende aspecten van voortplanting.
Hypofyse
Een hormoonklier die o.a. stimulerende hormonen afgeeft.
Hypothalamus
Een deel van de hersenen dat werkt als regelcentrum.
FSH
Stimuleert de productie van zaadcellen en oestrogeen.
LH
Stimuleert de productie van testosteron en zet de eiersprong in gang.
Testosteron
Een geslachtshormoon waardoor de secundaire geslachtskenmerken ontstaan.
Menstruatiecyclus
De periode waarin het baarmoederslijmvlies opbouwd en weer loslaat.
Embryo
Het ongeboren kind in de eerste paar weken.
Embryonale ontwikkeling
De ontwikkeling van het embryo
Klievingsdelen
De eerste celdelingen
Placenta
Het orgaan waar uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en het bloed van het embryo plaatvindt.
Celdifferentiatie
De invloed die cellen op elkaar hebben waardoor de cellen steeds meer verschillen vertonen.
Stamcellen
Cellen die nog niet volledig zijn gespecialiseerd